Pasen: procestheologie

9 April 2023 - Preek - Hervormde Gemeente Oost

Thomas Van Luyn was de verteller van de Passion. De Passion, die afgelopen donderdagavond, (misschien heeft ook gekeken?) de avond van witte donderdag vanuit Harlingen werd uitgezonden. ‘Het jasje van de verteller leek te glinsteren in het donker, een combinatie van regendruppels en fel licht. Voor het bloed dat Jezus zweette in zijn laatste uren, had Van Luyn een verklaring. „Dat bestaat,” liet hij ons weten, “het heet hematohidrosis.” In Jezus, zijn leven en liefde, zei hij te geloven. Maar het lege graf, de wederopstanding, en een Jezus die voortleeft, dat kon Thomas van Luyn niet geloven.’



Misschien, en dat zou best kunnen, dat u ook moeite heeft om dit te geloven. Wie niet, kunnen we gerust vragen, ook in een kerk? Maar kijk nou, wat een verrassing, als dat zo is, dan komt u met uw aarzeling, kom ik met mijn onbegrip, ook al voor in het verhaal over de opstanding. Althans, zoals het evangelie van Johannes ons dat vertelt. Maar misschien kunt u ook moeilijk geloven dat je nota bene zelf in dat opstandingsverhaal voorkomt. Maar dan moet iemand je daarbij helpen, om het kunnen zien. En daarvoor ben ik hier. Heb ik de kansel beklommen. Ik ga u helpen, dat beloof ik. Gaat u met me mee?

Want in je moeite om in het Paasverhaal te kunnen geloven zou je kunnen denken dat die moeite veroorzaakt wordt doordat Pasen voor jouw gevoel moet betekenen dat je enthousiast moet kunnen uitroepen: ‘Jezus leeft! Of: ‘De Heer is waarlijk opgestaan!’ Maar dat is een misverstand, want het evangelie van Johannes vertelt een heel ander soort verhaal over Pasen. Johannes vertelt dat sommigen toen daar het niet begrepen, en dat anderen toen daar het weer wat anders begrepen. Johannes laat ons ook weten dat begrip voor de betekenis Pasen geleidelijk aan kan ontstaan. Door de tijd heen. Het is iets dat in ontwikkeling is. Let maar op. Ik ga u helpen.  



In het evangelie wordt verteld dat het heel vroeg is, als de eerste leerlingen van Jezus naar het graf gaan, waar ze hem eerder hebben neergelegd. ‘Hem’ dat wil zeggen: zijn dode lichaam, dat ze van het kruis af hebben genomen, goed verzorgd hadden, zorgvuldig gebalsemd, en dat ze in linnen hadden gewikkeld. Zo, op deze manier hadden ze Jezus’ lichaam daar te rusten gelegd, nadat hij was gestorven. Of beter gezegd: nadat hij ter dood was gebracht, want dat is juister om te zeggen. 

Het is dus nog donker als de eerste, Maria van Magdala bij het graf komt. Zij ziet, schrijft Johannes, dat het graf open is. De steen is weggehaald. Als ze dat ontdekt heeft, loopt Maria snel terug naar twee andere leerlingen van Jezus. Ik stel me voor dat ze bijna buiten adem hen vertelt ‘dat ze het lichaam uit het graf weg hebben gehaald en dat het niet bekend is waar ze zijn lichaam hebben neergelegd.’ Het zijn deze woorden van Maria, die het sein vormen voor Petrus en de andere leerling om op hun beurt snel naar het graf te gaan. Heeft u het door, de ontwikkeling? Iemand is bij het graf, Maria, ziet iets en vertelt hierover aan anderen, die vervolgens zelf gaan kijken. Die andere leerling, aangeduid als de leerling van wie Jezus veel hield, blijkt sneller te lopen dan Petrus. Hij is dus eerder ter plaatse en buigt zich voorover … en ziet de linnen doeken liggen. Maar hij gaat niet het graf in. Even later is Petrus bij het graf aangekomen, hij ziet ook de linnen doeken en gaat wel het graf binnen, en ontdekt daar dat de doek die Jezus gezicht bedekte, apart van de andere doeken gelegd was.

Even vragen, even controleren: u bent er nu toch al mee vertrouwd, met deze manier van denken, dat het een proces is, een ontwikkeling, dat de een iets ziet, wat een ander misschien niet ziet of pas later en anders?  

Toen ging ook die andere leerling naar binnen het graf in. En dan staat er in he evangelie van Johannes: hij zag het en geloofde. Alsof je weer en stapje verder komt. Als lezer zou je kunnen denken: nou, geloven, mooier kan het niet. Nu zijn we er! We hebben nu inmiddels al heel wat meters afgelegd en hier is dan eindelijk iemand die het ziet en die het kan geloven. Nu is het mooie van dit verhaal uit Johannes, dat deze zin onmiddellijk gevolgd wordt door een volgende en die luidt: Want ze hadden uit de Schrift nog niet begrepen dat hij uit de dood moest opstaan.

Dat is grappig, vindt u niet? Er is hier iemand waarvan gezegd wordt dat hij gelooft, maar juist op het moment dat dit wordt gezegd, schrijft Johannes: hij heeft het nog niet helemaal begrepen.



Kijk, dat wil ik u laten zien, want dat is het bijzondere. Het begrijpen, het geloof in de opstanding gaat gaandeweg. Er zit ontwikkeling in. Het is niet: je gelooft ’t of je gelooft ’t niet. Het is niet alles of niets. Ik zou zeggen: het evangelie van Johannes schept een soort openheid om jouw weg in dit verband te ontdekken. Het biedt ruimte om jezelf en de wereld te bevragen of je wie weet voor zo’n geloof aanknopingspunten kunt vinden. Het hoeft, het gaat niet in een keer. Het is in ontwikkeling. Gaandeweg krijg je de mogelijkheid om te ontdekken wat voor jou mogelijk is om te geloven. Uit te vinden wat het voor jou betekent om in de voetsporen van Jezus te gaan. Het evangelie maakt dus ruimte voor ons gewone mensen, zeg ik maar, als de mensen voor wie het paasevangelie in feite geschreven is. Niet voor beroepsgelovigen, niet voor mensen die het al weten, maar voor mensen die misschien denken, nou ja, ik weet het zo net nog niet. Johannes beschrijft Pasen als een kier in die schijnbare afgeslotenheid van onze werkelijkheid, waardoor er een straal licht kan vallen op ons bestaan. Waardoor je kunt denken: zou het misschien toch iets voor mij kunnen betekenen? In de situatie waarin ik zit. In het leven dat ik leidt. In mijn bestaan. 



Het is daarom bemoedigend dat in het tweede deel van het verhaal zo toegankelijk is. het is ook de manier waarop Rembrandt dit verhaal van de opstanding geschilderd heeft. Jezus is hier afgebeeld als een potige tuinman met een zwierige tuinmanshoed die bescherming biedt tegen de zon. Hij heeft een schep in de hand. Precies zo als Maria, die ooit als eerste bij het graf was, die als eerste getuige was van het lege graf, zo is zij de eerste, die Jezus ziet, als tuinman. Als Jezus verneemt dat Maria op zoek is naar hem, spreekt hij haar aan met haar eigen naam. Maria! Haar naam te kennen en uit te spreken is een gebaar van intimiteit en van liefde, iets wat Maria onmiddellijk herkent. ‘Rabboeni,’ roept ze uit in haar moedertaal.

Later die dag zal Maria opnieuw terugkeren naar de andere leerlingen van Jezus. Ze was de eerste die het legen graf heeft gezien. Ze is de eerste die de opgestane Jezus zag. Ze zal zeggen: ‘Ik heb de Heer gezien.’

Weet u nog hoe het verhaal begon? Hebt u het door, dat er een ontwikkeling beschreven wordt, die op elk moment in het verhaal van betekenis is?



‘De Heer is waarlijk opgestaan.’ Of: ‘ik heb de Heer gezien,’ deze woorden kun je zien als wachtwoorden, die de toegang openen tot een wereld vol vertrouwen, die je kunt betreden. Een kier van licht in de schijnbare afgeslotenheid van onze werkelijkheid, waardoor een straaltje licht valt op ons bestaan. Het zijn wachtwoorden die enthousiast geroepen kunnen worden. Maar ze kunnen ook fluisterend worden doorgegeven. Met aandacht en respect voor de ontwikkeling die je in je leven aan het doormaken bent.           



Johannes 20, 1 – 18 en Genesis 2, 4 - 15