Na Pasen

23 April 2023 - Preek - Hervormde Gemeente Oost

Het evangelie van Johannes laat ons weten dat het na Pasen voor de leerlingen van Jezus geen gemakkelijke tijd is. Het is een enorm spannende tijd. Op de ochtend van Pasen toen ze naar het graf van Jezus waren gegaan, hadden ze dat leeg gevonden. Maria van Magdala, die als eerste dat lege graf had gezien, kwam  diezelfde dag de opgestane Jezus tegen in de graftuin. Door haar tranen heen, meende ze in eerste instantie de tuinman te ontmoeten. Later die avond zijn de leerlingen van Jezus bij elkaar in een huis. Ze zijn bang. Ze weten niet wat ze moeten denken. Ze zijn in verwarring. Uit angst houden ze de deuren stevig op slot. Ze blijven binnen en hebben zichzelf opgesloten. Zullen zij na zoveel intense en vreugdevolle, maar ook verwarrende ervaringen nog naar buiten durven? Hebben ze genoeg vertrouwen om de buitenwereld te gemoed te treden? Je zou kunnen zeggen dat het daarover gaat: over vertrouwen. Wat, zoals u misschien wel weet, een ander woord is voor geloof. In elk geval: in de talen van de Bijbel, het Hebreeuws en het Grieks, zijn vertrouwen en geloof synoniemen. Ze zijn inwisselbaar voor elkaar. Je kunt het ene woord vervangen door het andere.

De verhalen die het evangelie van Johannes over deze tijd na Pasen vertelt gaan over de innerlijke ontwikkeling die Jezus’ leerlingen meemaken. Het is zo geschreven dat je deze verhalen kunt zien als een soort routebeschrijving voor de ontwikkeling die wij in ons leven ook kunnen doormaken. Zoals elke routeplanner kan die er niet voor zorgen dat je ergens aankomt. Je zult, met behulp van de routekaart, toch echt zelf de tocht moeten maken. Wij zullen, net als Jezus’ leerlingen, moeite moeten doen om verder te komen, we zullen met onze vermoeidheid op die tocht om moeten zien te gaan en vergeet ook de teleurstellingen onderweg niet. We zullen onderweg rekening moeten houden met obstakels, die je nooit op de routekaart zult kunnen zien, omdat ze het hindernissen zijn, die niet bij de weg horen, maar in feite bij mij en bij ieder van u.         



De verhalen die het evangelie van Johannes na Pasen vertelt zijn bedoeld om ons op weg te helpen op dat paadje, waarop wij in ons leven aan lopen zijn.

Het eerste verhaal in dit verband vertelt de bemoedigende historie dat Jezus binnenkomt, ondanks al die dichte deuren. Voor ons is dat bemoedigend, omdat wij misschien ook niet altijd blaken van openheid en vertrouwen als het om geloven in de opstanding gaat. Daar laat Jezus zich dus niet door tegenhouden, door al die deuren die wij zo zorgvuldig dichtdoen en afsluiten. Jezus komt toch binnen.

Het tweede verhaal, wat u misschien wel kent, gaat over iemand die er nou toevallig net niet bij is geweest, toen Jezus zich liet zien aan zijn leerlingen achter die gesloten deuren. Dat was Tomas, die zich  niet laat overtuigen door zijn medeleerlingen. Want hij was er niet bij. Hij heeft het niet gezien. Tomas zoekt bewijzen. Hij wil de wonden zien, nee, hij wil de wonden aanraken, voelen, de littekens van de spijkers in Jezus’ handen en van de wond in zijn zij. Hebben we wel met de gekruisigde te maken, vraagt Tomas zich af. Toen Jezus opnieuw in hun midden kwam, met Tomas erbij, biedt hij Tomas zijn lichaam aan. Zijn meest kritische leerling wordt door Jezus uitgenodigd om, toe maar je vingers daar te leggen, waar het lijden zichtbaar is. ‘Kom maar, Tomas, kijk maar naar mijn handen. Leg je vingers erin. En leg jouw hand maar in mijn zij. Vertrouw me maar.’ Zo’n daad van vertrouwen van de kant van Jezus, deed het vertrouwen, het geloof van Tomas goed. 

En dan komen we bij de geschiedenis waarin het gaat over beroepsvissers, die kennelijk niet meer weten hoe je de vis moet vangen. Zelfs de kennis van hun oude beroep lijken ze niet meer terug te kunnen vinden. Petrus, een visser van beroep en van de leerlingen van Jezus, zegt: ‘Ik ga vissen.’

Misschien herkent u dat wel, dit ‘vooruit dan maar’ van Petrus. Dat je soms tegen jezelf moet zeggen, wat misschien je moeder vroeger ook al tegen je gezegd had, als je weer eens zat te niksen: ga tenminste iets doen!

De andere leerlingen die erbij waren, hebben toen tegen elkaar en tegen Petrus gezegd: ‘wij gaan met je mee.’ En zo gingen ze uit vissen, de hele nacht, maar het lukte niet meer, ze vingen helemaal niets. Ik weet maar weinig van vissen vangen, mijn opa en oma gingen er nog weleens op uit om aan de over van de Linge, een riviertje in de Betuwe, die ook de rivier van hun jeugd was, hun hengels uit te werpen en ik was daar dan bij, maar zij waren pleziervissers. Dus dat helpt me niet verder. Op Terschelling weet ik van visser dat je soms bekend bent met een speciale plek in zee, die je probeert verborgen te houden voor de andere vissers. Daar vaar je dan onverwacht naar toe om er te gaan vissen. Ik lees in een commentaar op dit Bijbelgedeelte, dat degenen die bekend zijn met de plaatselijke gebruiken daar bij het meer van Galilea, dat zij kunnen bevestigen dat ’s nachts vissen daar gewoonlijk beter is dan overdag. En je hebt ook nog het voordeel dat de in de nacht gevangen vis ’s ochtends vers verkocht kan worden. Dus daar kan het mee te maken hebben, dat er ’s nachts gevist wordt. Toch lees ik in dat woord ‘nacht’ ook iets van een moeilijke situatie. ’s Nachts heb je het overzicht niet. In het donker van de nacht, ben je aan jezelf overgeleverd. Door mystici wordt er gesproken over de nacht van het geloof. De nacht waarin alles wat ooit zo betekenisvol voor je was, zomaar verdwenen lijkt te zijn. Alsof het verdampt is. De nacht waarin het lastig is om je te oriënteren. Waar immers kun je nog houvast vinden als je ook het zicht op maan en sterren benomen wordt door de donkere wolken, die om je heen lijken te hangen?



Maar dan wordt het lichter, kijk het wordt al ochtend. En kijk nu eens, wie daar op de over staat? Het was Jezus, schrijft Johannes, maar daar in dat bootje, herkenden ze hem niet. ‘Hebben jullie wat te eten, jongens?’ riep de man die op de over stond. Ze riepen de ontkenning terug. ‘Gooi het net dan uit aan de rechterkant van de boot, dan zullen jullie wel wat vangen.’ Ze doen het, daar in het schip. Ze hebben niks meer te verliezen. En dan, u hoorde het, blijkt dat net zo boordevol vis te zitten, dat ze het niet eens omhoog konden trekken. Misschien kunt u meevoelen, dat op zo’n moment bij deze vissers het besef begint in te dalen, dat diegene die daar aan de kant staat, dat dat dan wel Jezus moet zijn.  



Het visnet blijkt later, als iedereen weer aan de wal is, 153 grote vissen te bevatten. Dat getal, daar hebben in de loop van de geschiedenis allerlei theologen zich al over gebogen, wat daar de betekenis van mag zijn. Er zijn allerlei theorieën, waarvan niet bekend is welke de juiste moet zijn. Ik wil u de opvatting van Hiëronymus doorgeven. Niet omdat ik denk dat die juist is, dat zult u snel genoeg merken, maar omdat zijn opvatting glans heeft. Hiëronymus leefde lang geleden, we hebben het over 1600 jaar geleden. Hij heeft veel geschreven en veel invloed uitgeoefend. Volgens Hiëronymus zijn over de hele wereld 153 soorten vis. Ze worden hier dus allemaal gevangen. Alle mensen, rijk of arm, worden uit de zee van deze wereld getrokken, uit de diepe diepte van ellende om aan te komen op de oever van het leven, om daar te gaan leven met Christus.



In de Schriftlezing uit het eerste testament voert de profeet Jesaja God zelf sprekend op. Luister maar. ‘Moet je door het water gaan – ik ben bij je. Of door rivieren – je wordt niet meegesleurd. Moet je door het vuur gaan – het zal je niet verschroeien.’

Ook hier is er Iemand die aan het vertrouwen werkt.



Vlak voor het verhaal over de visvangst, het derde verhaal van na Pasen, die verhalen die opgeschreven zijn als een soort plattegrond, die ons kan helpen om de weg van de opstanding met vertrouwen in te slaan, vlak voordat dit verhaal van start gaat, schrijft Johannes de volgende zinnen.  

‘Er zijn veel meer tekens die Jezus gedaan heeft in het bijzijn van zijn leerlingen. Veel meer dan er in dit boek opgeschreven zijn. Maar deze zijn opgeschreven om vertrouwen te wekken, dat Jezus de messias is, de zoon van God, en opdat u door vertrouwen leven ontvangt in zijn naam.’



Ja, er waren en er zijn veel meer tekens, die Jezus gedaan heeft. Misschien dat u het zelf niet op deze manier zou verwoorden. Maar misschien ook dat deze gedachte aan de tekens van Jezus, die bedoeld zijn om vertrouwen te wekken, dat deze gedachte u ook kan helpen. Helpen bij het vertrouwen dat er ook in uw leven tekens zijn geweest van de aanwezigheid van de opgestane Christus. Dat er ook in uw leven tekens zullen zijn van de Mensenzoon, die leeft.

Johannes 21, 1 – 14 en Jesaja 43, 1 - 12