Veranderen

24 July 2022 - Preek - Hervormde Gemeente Oost

Als God iets ingrijpends zegt tegen Abraham, dan volgt Abraham deze boodschap zonder morren op. ‘Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten en ga naar het land dat ik je zal wijzen’ – Abraham doet dat gewoon. Niets lezen we over aarzelingen, of tegenwerpingen. Je leest eenvoudigweg: ‘Abraham ging weg uit Charan, zoals de Eeuwige hem had opgedragen.’ En verderop kunnen we opnieuw lezen dat God contact zoekt met Abraham. ‘Abraham.’ ‘Hier ben ik’. En dan is dit wat Abraham te horen krijgt: ‘Roep je zoon, je enige, van wie je zoveel houdt, Isaak, en ga met hem naar het gebied waarin de Moria ligt. Daar moet je hem offeren op de berg die ik je wijzen zal.’ Er wordt hier nogal wat gevraagd van Abraham, en toch lezen we niets over Abraham die aarzelt, of argumenteert. Abraham laat er zelfs geen gras over groeien. De volgende morgen vroeg al vertrekt Abraham. Hij neemt twee knechten mee en een ezel, die het door Abraham eigenhandig gehakte offerhout zal dragen. En Abraham neemt ten slotte ook zijn zoon Isaak mee.

Abraham wordt dus aan ons getoond als iemand die gehoorzaam was en vroom. Of is braaf een beter woord? Hij luistert als God spreekt, hij gehoorzaamt, spreekt niet tegen en stelt geen vragen. Abraham is niet zo uitgesproken. Is hij verlegen?

Behalve? Want totaal anders gedraagt Abraham zich in het gedeelte dat u vandaag gehoord heeft. God is hier iemand die rechtspreekt en het vonnis ook zal uitvoeren. God wordt hier beschreven als rechter over de aarde. En in dit geval hebben ernstige beschuldigingen God bereikt, beschuldigingen die geuit zijn tegen de steden Sodom en Gomorra. ‘Daarom,’ zegt God, ‘daarom wil ik neerdalen om te zien het geschreeuw daarvandaan dat tot mij is gekomen. Hebben ze het ernaar gemaakt, daar, of niet, dat wil ik weten.’ De rechter zelf zal dus polshoogte gaan nemen om te kijken of de klachten gegrond zijn. Als dat het geval is zullen deze steden verwoest worden.

Nu moet je opletten. Abraham is daar ook. Hij heeft gehoord wat er gezegd is. Het is op dat moment dat Abraham een stap naar voren doet. Want er kan een moment zijn dat het erop aan komt. Dat je naar voren moet stappen. Want ‘de omgeving van de mens is de medemens.’ Abraham heeft een vraag. ‘Maar wilt u dan met de schuldige ook de onschuldige mensen ombrengen? Dat kunt u toch niet doen? Wie rechter is over de hele aarde moet toch eerlijk rechtspreken? Als de rechter zelf niet rechtvaardig is en iedereen over een kam scheert? Wat dan?’

Hé, is dat Abraham, die daar spreekt? Werkelijk? Je herkent hem bijna niet. ‘Maar dat kunt u toch niet doen?’ zegt Abraham en er zijn maar weinig woorden, die moediger zijn. De onderliggende veronderstelling is dat God zichzelf zou ontheiligen. Waarom zou dat het geval zijn? Nou, als de onschuldigen om zullen komen samen met de schuldigen, welke gerechtigheid is dit dan? Dat dit een serieuze aanklacht is, die de eeuwen door blijft klinken, hoeft niet benadrukt te worden. Zou het niet absurd zijn, als de rechter van de hele aarde zelf niet rechtvaardig handelt? Dat zou toch hypocriet zijn? Daarmee zou deze rechter zichzelf ongeschikt tonen om rechter te zijn.



Wat een verrassing, dat Abraham, die volgzame vriend van God, zich zo kritisch blijkt op te stellen. U kent ook ongetwijfeld het verhaal van Job. Job, die rechtvaardig is, maar toch te maken krijgt met groot en hemeltergend leed. Ondanks dat zijn vrienden hem op andere gedachten proberen te brengen, blijft Job God voor de voeten werpen dat zoiets toch niet kan. Dat dit onrechtvaardig is. Job, die dat blijft doen en uiteindelijk antwoord krijgt.

‘Dat kunt u toch niet doen,’ zegt Abraham. ‘Stel nu dat er 50 onschuldige inwoners zijn. Dan kunt u hen toch niet samen met de schuldigen laten omkomen? Zou u dan niet de hele stad vergeving schenken omwille van die vijftig onschuldige inwoners?’ Daarop zegt God: ‘Als ik in Sodom 50 onschuldigen vind binnen die stad zal ik aan die hele stad vergeving schenken omwille van hen.’ En zo zal het doorgaan. Abraham die pleit om de stad te sparen ook al zijn er maar 45, maar 40, maar 30, slechts 20, al zijn het er maar 10. Tien, het getal dat later de kleinste administratieve eenheid voor een gemeenschap vormen in Israël. De veronderstelling hiervan is, net als in het Bijbelboek Job, is dat wie oprecht bezwaar maakt tegen Gods onrechtvaardigheid, zoals die dagelijks ervaren wordt, dat diegene dichter bij God staat dan de vrome gelovige.        

Of luister eens naar Jezus in het evangelie van Lucas. Wie vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt en voor wie klopt zal worden open gedaan. Want welke vader onder jullie zou z’n kind als het om een vis vraagt? Of als een vriend ’s nachts iets nodig heeft en aanklopt bij zijn vriend en die vriend stat niet op omdat ze vrienden zijn, dan zal hij wel opstaan omdat zijn vriend zo onbeschaamd blijft aandringen. Net zoals bij Abraham, waar in de onderhandeling God meegaat met Abraham, zal die vriend omwille van zijn nachtrust toch maar geven wat zijn vriend hem in de nacht vraagt.



Wat kan de gevolgtrekking hiervan zijn? Net zoals bij die episode uit het leven van Abraham is de veronderstelling hiervan, dat er iets verandert bij God, als er iemand is die God tegenspreekt en met God argumenteert. De veronderstelling van deze gebeurtenissen is dat wie aan God een vraag stelt, daarmee een verandering teweegbrengt bij God. God, die hier niet getoond wordt als onbeweeglijk, mysterieus, verborgen. Nee, hier gebeurt iets ongehoords. Denkend aan die vriend in de nacht kun je zeggen dat het hier het duister van de vraag is, de nacht van de vraag is die hier onderdeel wordt van het licht van de morgen. Het licht van de ochtend verschijnt in de vorm van een soort antwoord, van iets dat je misschien een antwoord kunt noemen. Zoals ook het Bijbelboek Job probeert te laten zien. Door een heel ander antwoord te geven dan Job ooit verwachtte. Het gemeenschappelijke van deze beide geschiedenissen is dat het hier niet om een vraag gaat, die je de volgende dag al vergeten bent. Het gaat hier om de vragen die meer het karakter hebben van levensvragen, zoals we zagen bij Abrahams problemen met onrechtvaardigheid.



Maar het is volgens deze verhalen niet alleen God die verandert door de vraag die gesteld wordt. Het is ook jouw en mijn geloof dat steeds weer transformeert. Want geloof krijgt gestalte in een openheid voor God, waardoor dat geloof zal veranderen. Zoals u en ik meemaken dat uw en mijn geloof in de loop van de tijd veranderen. In die transformatie, dat veranderingsproces krijgt bidden een bijzondere betekenis.

Om te bidden hoef je niet vroom te zijn. Bidden kan ook gewoon een hartenkreet zijn. In het duister, in de nacht, zoal die vriend, die aanklopt. En bidden is niet eens altijd uit op een antwoord, ook al heeft het vaak de vorm van een vraag, een vraag die betrekking heeft op het soms weerbarstige leven. Want in dat leven verkruimelen en verbrokkelen onze idealen en overtuigingen. Maar juist daardoor blijven ze levend, zoals Jezus liet zien door te sterven en door op te staan.    

Genesis 18, 20 – 33 en Lucas 11, 1 - 13