Marsepein

27 November 2022 - Preek - Hervormde Gemeente Oost

Het is echt niet mijn bedoeling u van uw persoonlijke voorkeur af te helpen, maar het feest van Pasen geldt als het bij uitstek belangrijkste christelijke feest. Als je in die tijd op Terschelling bent, heb je ook nog eens het geluk dit uitgebreid te kunnen meemaken, omdat we dat feest in onze kerken altijd een week lang iedere dag vieren. Alleen, dat feest vieren we in onze kerken. Dat vieren we dáár.

In deze tijd, de adventstijd en met Kerstmis, is dat toch anders. Want iedereen merkt dat het in deze tijd steeds vroeger donker wordt en steeds later licht. Winkeliers en anderen hangen in deze tijd hun kerstverlichting op, er verschijnen kerstbomen in onze huizen, maar ook in de publieke ruimte. Overal, lijkt het wel, wordt er licht aangestoken, wordt het licht gevierd. Koren zijn alweer druk bezig met het oefenen van hun kerstrepertoire. En er is grote kans dat je in deze tijd op een afbeelding ergens Jozef en Maria tegenkomt, de herders misschien, engelen of de wijzen uit de oosten.

Sporen van het verhaal van kerstmis en de aanloop daar naar toe kom je in deze tijd dus overal tegen. U hoort erover als u naar de kerk gaat in deze tijd. Zoals u hier in de kerkdienst meemaakt dat de eerste adventskaars aangestoken wordt. Maar je maakt het dus ook mee als je niet in de kerk bent. In deze tijd vindt er een soort versmelting plaats van de horizon in de kerk en misschien ook wel bij u van binnen en die andere horizon, waarin ons gewone dagelijkse leven zich afspeelt. Het alsof die beide horizonnen hier samenkomen, met elkaar versmelten.



Dat is een bijzonder moment. Zoiets hoef je niet te onderschatten. Zowel in de kerk als daarbuiten leven we in deze tijd in een omgeving, die op een bijzondere manier vol betekenis is. In de omgeving waarin we leven klinkt het liefdevolle verhaal over de geboorte van Jezus mee. Het klinkt van overal vandaan. Stel je er voor open, zegt deze eerste Adventszondag. Want het verhaal over de geboorte van Jezus is een verhaal dat onverwacht positief uitpakt. Te midden van alle zorgen en problemen waarmee we ook te maken kunnen hebben, is dat verhaal de betekenisvolle context waarin wij leven. Deze tijd, in de kerk is dat de adventstijd, deze tijd is ervoor om ons te laten bemoedigen.



De oorsprong van deze verhalen ligt weliswaar ver achter ons. Ze dateren van lang geleden, tweeduizend jaar of van nog langer terug. Voor ons hoeft dat helemaal geen punt te zijn, voor ons zoals we hier bij elkaar zijn. Want wij kerken hier in een kerk die er inmiddels al bijna duizend jaar staat. En nog steeds komen veel kerkgangers hier graag, omdat het alleen al iets betekent om eenvoudigweg hier binnen te kunnen zijn.



De profeet die wij kennen als de schrijver van het eerste deel van het boek Jesaja, deze profeet gebruikt poëzie om zijn boodschap te verkondigen. Dat gebeurt met opzet. Als iets mooi geformuleerd is, word je er gemakkelijker door geraakt. En inderdaad, we gebruiken deze beelden, die toen geformuleerd zijn, nog steeds. Over zwaarden die omgesmeed zullen worden tot ploegijzers en speren tot snoeimessen. Zodat geen volk nog het zwaard zal trekken tegen een ander volk, en geen mens meer zal weten wat oorlog is.

Vergis u niet. Er was niets idyllisch aan de tijd waarin deze woorden werden opgeschreven. Deze woorden waren toen net zo opvallend als ze in onze tijd zijn. Er was dreiging. In het piepkleine kustlandje Israël vreesden ze zeer de legers uit het oosten. En in onze tijd zien we geen andere mogelijkheid dan wapens, ja wapens te sturen naar Oekraïne, zodat het zich kan verdedigen. En we durven niet te denken aan de ellende die de wapens over en weer veroorzaken. Misschien daarom wel is deze enorm krachtige beeldspraak al eeuwenlang ongewijzigd hetzelfde. De beeldspraak van het metaal van de wapens dat omgesmeed wordt in landbouwwerktuigen. Het materiaal van de vernietiging en het meedogenloze geweld dat ingezet wordt om het land te bewerken, om voedsel te verbouwen.

Een paar regels hiervoor in de tekst ziet Jesaja een einde komen aan de uiteenlopende visies en overtuigingen, geloofsovertuigingen die tot geweld leiden. “Laten we optrekken naar de berg van de Eeuwige,” zeggen de volken tegen elkaar, “om daar in de leer te gaan bij de Heer van hemel en aarde.” Het is voor het eerst in de Bijbel dat het perspectief zo wijd is. Niet alle mensen in Israël doen mee of worden aangesproken, álle volken zullen in de leer gaan bij wie vrede onderwijst. Voor deze cursus zullen ze samenkomen in Jeruzalem.

Iets van dat élan zie je in het beeld dat de USSR in 1959 gaf aan de Verenigde Naties om het et laten plaatsen bij het gebouw dat in New York staat.



Ondertussen roept het evangelie op om je ogen open te houden. Want de komst van de Mensenzoon, die vrede brengt, vindt plaats op een moment waarop je het niet verwacht. Dus zou je kunnen zeggen: juist daarom is onze tijd precies de goede tijd. Wij verwachten het niet. Wij verwachten altijd het verkeerde. We vrezen dat het nog erger wordt. Het evangelie zegt dan tegen ons: let op, dan is dit het moment! Want het gebeurt altijd als je er niet op rekent. Als je het niet (meer) verwacht.



Dus wat wij in deze tijd kunnen doen is proberen mee te doen met de verwachting van de profeet Jesaja. Over de zwaarden die ploegscharen zullen worden, en speren snoeimessen. Kijk, ik kan de wereld niet veranderen. Maar dat betekent niet dat ik in deze tijd niet iets anders kan doen in de wereld. En dat is zinvol, hoe dan ook, zelfs als het nergens toe lijkt te leiden. Dus help jezelf om de verwachting niet te laten sterven, zoals wij elkaar helpen door het aansteken van de eerste van de vier adventskaarsen. Want in dat kleine leven van mij, dat onbetekenende, marginale, rommelige bestaan van mij, van u, kunnen we doen wat je kunt doen, om mee te doen met de verwachting van Jesaja.   



Tot slot wil ik u nog een verhaal vertellen. Het is al oud.

Op een nacht riep iemand uit: ‘O God!’. Zij bleef maar roepen. Haar lippen werden zoet van het roepen. Zeg me, jij die aan het murmelen, zei de duivel, waar blijft het antwoord. Waar blijft het antwoord ‘hier ben ik’ op al dit roepen van je? Er komt geen enkele fluistering van boven. Hoeveel langer wil je blijven roepen: o God?

Met een gebroken hart, niet wetend wat te antwoorden viel ze in slaap. Toen droomde ze dat een engel bij haar kwam. De engel zei haar: Waarom ben je opgehouden met God te prijzen? Waarom ben je van gedachten veranderd? Waarom ben je opgehouden de Eeuwige aan te roepen?

Ze antwoorde: Er kwam maar geen antwoord, geen ‘hier ben Ik’ en daarom was ik bang dat ik voor niets aan het roepen was, en daarom ben ik ermee gestopt.

Hoe kom je daarbij, zei de engel. De Eeuwige zegt: Dat ‘o God’ van jou is mijn antwoord ‘hier ben Ik.’ De innigheid waarmee je bidt is mijn boodschap voor jou. Al jouw pogingen om mij te bereiken zijn mijn manieren om je te bevrijden van uit je afgescheidenheid en je naar mij toe te trekken. Jouw liefde en vrees zijn de lussen waarmee mijn goedheid je naar Mij toetrekt. Daarom wordt elk ‘o God’ telkens beantwoord met vele ‘Hier ben ik’. Het kan zijn dat je niet in staat bent om dat ‘Hier ben Ik’ te horen. Maar je kunt het proeven in alle zoetigheid, die je tegenkomt. Je kunt het voelen in elke vezel van je lichaam. (Rumi, J. Baldock p. 74 - 75) 



In deze tijd kun je, als je van marsepein houdt, het genoegen daarvan opvatten als een antwoord op je roepen. In deze tijd kun je de kerstverlichting zien als antwoord van boven op het donker.

In het donker van deze tijd is het licht een antwoord. Je kunt het proeven en waarderen. Dat is de kunst  van de adventstijd, waar je aan mee kunt doen. In elk geval: daartoe, om daaraan mee te doen, daartoe worden wij in deze tijd uitgenodigd.



Jesaja 2, 1 – 5 en Matteüs 24, 32 – 44)