Vriendelijk

31 December 2022 - Preek - Hervormde Gemeente Oost

Iets meer dan veertig jaar geleden, het was in 1979, werden in een familiegraf in het Dal van Hinnom onder de zuidwestelijke muur van de oude stad van Jeruzalem twee kleine zilveren amuletten ontdekt. Op de amuletten stond een Hebreeuwse tekst. Een amulet, weet u wel, dat is iets wat je bij je kunt dragen, waarvan je weet, erop rekent, dat het je wat innerlijke stevigheid geeft, zal ik maar zeggen. Ik kreeg er laatst eentje van iemand, met daarop de tekst van het Onze vader in het Engels.

Datering van die amuletten die gevonden waren in Jeruzalem, datering wees uit dat ze enorm oud waren. De amuletten bleken te stammen uit de tijd van de tempel van Salomo. Dat is zo’n 600 jaar voor het begin van onze jaartelling. Voor het begin van wat wij zien als het jaar 0. Dat is echt oud, want dat betekent dat de Hebreeuwse tekst op die amuletten maar liefst vierhonderd jaar ouder is dan de overige oudst bekende Bijbelhandschriften, de Dode Zeerollen. Bijzonder is ook dat de tekst op de amuletten bijna exact overeenkomt met de tekst van de zegen, die wij in onze Bijbel kunnen lezen.

Daarmee behoort de zegen die we kennen uit Numeri 6 tot de oudste ooit gevonden teksten van de Hebreeuwse Bijbel. Het is de meest klassieke Joodse gebedsvorm. De tekst die we vanavond lazen, en die ook nog steeds wereldwijd gebruikt wordt bij de zegenbede aan het einde van de kerkdienst, deze tekst werd dus tenminste 2600 jaar geleden in precies deze bewoordingen ook al gebruikt.

Dat gegeven heeft een bepaalde charme, zeker als we beseffen, dat we vanavond op het punt staan om weer een nieuw jaar te betreden. Want volgend jaar dat is vanavond zo meteen. Volgend jaar, dat is vannacht al en ook morgen al. Een bijzonder moment dus, om hier bij elkaar te zijn.  



Op het moment Abraham de aansporing kreeg om uit zijn geboorteland weg te trekken en te gaan naar het land dat de Eeuwige hem zou wijzen, op dat moment zegende God Abraham. ‘Ik zal je zegenen, zoals jij ook anderen tot zegen zult zijn.’ Met Abraham zullen alle volken gezegend zijn, zoals gezegd wordt. Abraham, die op zijn beurt de zegen doorgaf aan zijn zoon Isaak en Isaak, die de zegen doorgaf aan Jakob. Jakob gaf de zegen weer door aan zijn kinderen. En volgens onze lezing uit het Bijbelboek Numeri zegt de Eeuwige aan Mozes dat het op dat moment aan de priesters toebedeeld wordt om het volk te zegenen. Het volk en de wereld waarin dat volk leeft.



‘Heer onze heer, hoe machtig is uw naam op heel de aarde.’ ‘Wat is de sterveling, dat u aan de mens denkt?’ zingt vragenderwijs de achtste psalm. De mens! Zelfs de kwetsbaarste en jongste mensen vormen in de woorden van deze psalm een macht tegen wat ons bedreigt. ‘Met de stemmen van kinderen en zuigelingen bouwt U, Eeuwige, een macht op tegen uw vijanden.’ Heeft deze verwijzing naar wie jong en hulpbehoevend zijn soms iets te maken met onze toekomst? Onze kinderen en zuigelingen die immers de toekomst zijn? Terwijl ze misschien nog niet eens kunnen praten? Ze zijn net zo mooi en prachtig zoals volgens de psalm de nachtelijke hemel vol sterren is. Die hemel die zonder woorden spreekt van de macht en grootheid van de Eeuwige. Wat mooi dat groot en klein zo met elkaar verbonden zijn!  



Het Bijbelboek Numeri bedeelt de priesters de taak toe om de gemeenschap te zegenen. Met woorden die dus al bijna 3000 jaar met ons meegaan.



‘De Eeuwige zegene je en bescherme je.

De Eeuwige late het licht van zijn aanwezigheid over je schijnen en is je genadig. De Eeuwige wende zijn aanwezigheid naar je toe en geve je vrede.’



De priester spreekt de woorden uit. Uit over de gemeenschap, de gemeenschap die de zegen ontvangt. Hé, ja, want dat is nou de taak van de gemeenschap: ontvangen, dat hoort er dus net zo goed bij als geven. Het zegenen is de ene kant van de zaak, de zegen ontvangen is ook onderdeel dit gebeuren. Dat ontvangen vraagt iets van mij als ontvanger, vraagt iets van ons, van de gemeenschap: wil je de zegen ontvangen? Geven en ontvangen horen bij elkaar. Als dat met elkaar verbonden is, dan helpen we elkaar daarmee om het kanaal te openen, waardoor de zegen kan stromen, naar elkaar. En ook door elkaar, via elkaar, ook weer naar wie wij op onze beurt zullen ontmoeten, vandaag, morgen, overmorgen.

De zegen delen heeft bijvoorbeeld met vriendelijkheid te maken. Ik hoorde op de radio dat een van de presentatoren van Met het oog op morgen. Lucella Carrasso, op een cursus was geweest, waar ze gehoord had dat als je vriendelijk doet tegen iemand dat die vriendelijkheid een positief effect heeft op zelfs de vijfde persoon nadien. Dus als je vriendelijk bent tegen iemand, dan knapt diegene daarvan op, waardoor diegene ook in staat is om vriendelijker te zijn tegen de volgende die tegengekomen wordt en ga maar door. Je kunt ook denken aan een liedje van de Drentse zanger Daniël Lohues. Hij zingt dat je aardig moet doen tegen menen die niet aardig zijn, want zij  hebben dat het hardste nodig.

    

Want allemaal weten we wat zoiets kan betekenen, want allemaal zijn we mensen in ons leven tegengekomen, die ons alleen al met hun bestaan hebben gezegend. Wat een plezier, wat een geluk, wat een noem-maar-op, hebben we daar niet van gehad! Tot op de dag van vandaag.  


 

Volgend jaar, dat is op dit moment morgen al. Maar dat is ook het mooie van een zegen. Als wij met zoveel draadjes vastzitten aan ons verleden, dan wijst de zegen ons een toekomst. Want daarop is de zegen gericht: altijd op de toekomst. De toekomst van ons leven, de toekomst van de werkelijkheid waarin wij leven. Te midden van alles wat onomstotelijk het geval lijkt en onontkoombaar lijkt te bepalen van wat er is en wat er kan gebeuren, klinken er in de zegen andere geluiden. Lichten er in de zegen andere beelden op, waarnaar wij verlangen. Bescherming, genade, vriendelijkheid en vrede.  



Psalm 8, Numeri  6, 22 - 27