Put of bron

12 March 2023 - Preek - Hervormde Gemeente Oost

Vermoeid en dorstig zit Jezus bij een bron. Hij zit er alleen, bij de bron van Jakob in Sichar, een plaats in het Samaritaanse land. Kijk maar even naar het kaartje in uw liturgie. Je kunt wel zien dat een leraar dit liturgieboekje heeft gemaakt. Zijn leerlingen zijn de stad in om wat eten te kopen. Jezus is vermoeid van zijn reis van Judea naar Galilea. Hij neemt weer de weg terug. Bedreigd als hij zich voelde in Judea.

Tussen Judea en Galilea ligt Samaria. Daar zijn we nu  midden op de middag, het warmste moment van de dag. Het is daar bij die bron dus stil, doodstil. Tot er iemand tevoorschijn komt. Het is een Samaritaanse vrouw uit de buurt, die water komt putten. Dat is uitzonderlijk, om niet te zeggen vreemd, want wie komt er nu op dit hete uur de zware taak van water putten verrichten? Het water omhoog hijsen en vervolgens mee naar huis sjouwen? Net zo vreemd als het is dat Jezus de vrouw aanspreekt met de vraag of zij een beetje water voor hem heeft.
Zij is verbaasd om zomaar door een Joodse man aangesproken te worden. Zij is als Samaritaanse niet gewend dat Joden met haar omgaan. Samaritanen werden beschouwd als mensen die je liever maar wat uit de weg moet gaan. Maar Jezus reist kennelijk niet om Samaria heen als hij van Judea naar Galilea gaat, een omweg die je gebruikelijk nam om te voorkomen dat je door heidens gebied zou moeten reizen. Hier spreekt Jezus zelfs een Samaritaanse vrouw aan. Aangekomen bij de bron vraagt Jezus aan haar of zij hem wat te drinken wil geven. En zo ontstaat er een gesprek, dat Leo aan ons heeft voorgelezen. Dat gesprek dat eenvoudig begint met het verzoek om wat water neemt al snel een andere wending. Al snel gaat het niet meer om de gewone alledaagse dingen. Ik denk dat u het wat moeilijk te volgen vond en dat ligt, zeg ik er maar meteen bij, niet aan hoe Leo het voorgelezen heeft. Dat ligt aan de tekst zelf. Aan het gesprek dat volgt tussen Jezus en de vrouw bij de bron kun je merken dat dit verhaal iets wil vertellen. Aan de hand van een ongewone ontmoeting maakt het ons iets duidelijk.

In deze ontmoetingen, ook een gesprek eerder in het evangangelie met Nicodemus, is het soms net alsof ze langs elkaar heen praten. Het heeft iets bevreemdends, iets mysterieus. Geen normale conversatie. Er gebeurt van alles.



Zeker als je het contrast erbij betrekt van wat hiervoor in het Evangelie is verteld. Een hoofdstuk hiervoor was er namelijk ook al zo’n moeilijk te volgen gesprek. Dat was het gesprek van Jezus met Nicodemus, een van de Joodse leiders, zoals het evangelie zegt. Nicodemus is man, een Jood, een Farizeeër, dus iemand met veel vinkjes, zoals we tegenwoordig wel zeggen. In elk geval heel iemand anders dan de vrouw bij de bron, die zomaar iemand is, iemand zelfs zonder naam en dan ook nog een Samaritaanse. Maar let op: het gesprek met Nicodemus vindt plaats in het donker van de nacht. Nicodemus zoekt beschutting in het schemerduister, zodat hij niet gezien wordt. Terwijl de ontmoeting met de vrouw bij de bron   op klaarlichte dag gebeurt. 

Het verhaal hierover maakt onderscheid tussen twee soorten water. Het gaat om water in de alledaagse manier van spreken. Gewoon water, dat de vrouw kan putten. Maar dat is water waardoor je op den duur ook weer, na verloop van tijd, weer wat daarvan van nodig hebt, omdat je altijd weer dorst krijgt en water nodig hebt. Iedere keer opnieuw zul je naar de waterput moeten gaan. En daar die moeizame taak moeten verrichten.  

Dat wordt tegenover levend water gezet, zoals het genoemd wordt. Dat is geen water uit een put, maar uit een bron. Deze geschiedenis gaat over het verschil tussen stilstaand water uit een put en leven, stromend water uit een bron. Het water, zegt Jezus, dat ik je geef zal in jou een bron worden. Het blijft altijd in je. Het is eeuwig leven.

‘Geef mij dan alsjeblieft wat van dat water,’ zegt de vrouw. ‘Dan zal ik nooit meer dorst krijgen en hoef ik niet meer naar de put om water te halen.’

De vrouw geeft zo precies weer wat ook onze vraag kan zijn. De vraag die luidt: houd je het wel uit? Heb je wel genoeg? Genoeg om werkelijk van te kunnen leven, met alle volheid en vreugde die daarbij hoort? Eeuwige leven, zoals Jezus zegt.  



we stappen even over naar de Schriftlezing uit Exodus. In de eerste lezing ploeteren ze door de woestijn. Van de ene pleisterplaats naar de andere. En dan komen ze ergens aan, waar geen water blijkt te zijn. Ook dat nog. Het is al zo lastig. En dan dit nog. Vooruit Mozes, geef ons water, roepen ze tegen hun leider. Die leider, die vanaf het begin af aan al getwijfeld heeft of zij hem hun vertrouwen zouden kunnen schenken. Vanaf het begin af aan, bij de brandende braamstruik twijfelde Mozes of hij geloofd zou worden en geaccepteerd als leider. Zouden ze hem geloven als hij op e vraag namens wie hij de verlossing zou aankondigen, zou zeggen: Ik zal er zijn - heeft mij naar jullie toegestuurd om jullie te bevrijden. Maar hier maakt de twijfel van Mozes plaats voor wanhoop en angst. Heb je ons hier naar toe geleid om ons van dorst te laten sterven? En onze kinderen ook?

Met de staf slaat Mozes op de rots en daar, uit die hard steen, stroomt water. 

We vatten het vandaag op als levend water. Rechtstreeks uit de bron.



Zoals we vandaag ook ons samenzijn in de geest van Jezus met brood en wijn zien als teken van leven. Sprankelend leven, stromend water rechtstreeks uit de bron. 

het eerste doel van het gesprek tussen Jezus en de vrouw bij de bron, het eerste doel van ons samenzijn rondom brood en wijn is dat onze ogen opengaan, zodat we kunnen zien wat altijd al waar was, maar voor ons verborgen was.

levend water, brood en wijn zijn er voor ons om ons verbonden te weten met de goedheid van Jezus en met het leven dat hij met ons deelt. Dat hij ons geeft.



Johannes 4, 1 – 30 en Exodus 17, 1 - 7