Meedragen

2 April 2023 - Preek - Hervormde Gemeente Oost

Er zijn momenten in een mensenleven waarop je je vrij voelt, Het voelt alsof je op je plaats bent in dit leven. Je bent in je element. Waar je komt ontmoet je vriendelijkheid. Het kost ook geen moeite om zelf aardig te zijn. Ook binnenin je voel je dat je leeft. Bijna als vanzelf vlieg je zomaar naar grote innerlijke hoogten. Maar er zijn ook andere tijden mogelijk in het leven. In die tijden kun je je niet eens voorstellen dat zulke momenten als ik eerder noemde überhaupt mogelijk zijn. Je ziet alleen maar hobbels onderweg en moeilijkheden. Alles voelt zwaar. Met geloven kan het ook zo zijn, zoals de titel van ons beleidsplan veelzeggend luidt: ‘geloven tussen eb en vloed.’ Ook geloven kan onderhevig zijn aan een beweging van op- en neergaan. Als het eb is kun soms twijfelen aan de inzichten die je ooit had, en vooral aan het vertrouwen dat als vanzelfsprekend bij je was in die betere tijden. Het beste advies in zo’n situatie is waarschijnlijk om niet te ontkennen dat ons leven en dus ook ons geloof inderdaad een soort achtbaan kan zijn. Je gaat omhoog en je gaat soms pijlsnel naar beneden. Een verstandig advies in dit verband lijkt, dat we dan kunnen beseffen dat het helemaal in de lijn van verwachtingen ligt dat eb en vloed elkaar altijd weer zullen afwisselen, ook als het over geloven gaat. Zeg nu zelf: zou je van een levend geloof kunnen verwachten dat het niet in beweging zou zijn?



Het is in ieder geval precies wat Jezus ondervindt, als hij de stad Jeruzalem binnenkomt. Jeruzalem, de stad die al zo lang het doel van Jezus’ reis was geweest. Al eerder had Jezus dit reisdoel aangekondigd. Zoals in een hoofdstuk hiervoor, waar dit verteld wordt: ‘Onderweg naar Jeruzalem nam Jezus de twaalf leerlingen apart. Hij zei tegen hen: We zijn nu op weg naar Jeruzalem, waar de Mensenzoon zal worden uitgeleverd aan de hogepriester en de schriftgeleerden, die hem ter dood zullen veroordelen. Ze zullen hem uitleveren aan de heidenen, die de spot met hem zullen drijven en hem zullen geselen en kruisigen. Maar op de derde dag zal hij worden opgewekt uit de dood.’ U begrijpt waarschijnlijk wel dat het voor Jezus’ leerlingen lang onduidelijk was, wat ze nu precies konden verwachten. Moest je je verheugen op het bereiken van het einddoel van de reis? Of konden ze maar beter hun hart vasthouden, nu ze in de buurt van Jeruzalem waren gekomen? En zich zou gaan voltrekken wat Jezus hen voorgehouden heeft?  



Het verhaal van intocht van Jezus in Jeruzalem markeert de start van de periode die we de Goede Week noemen. Het is de week waarin alle gebeurtenissen plaatsvinden die te maken hebben met waar het leven van Jezus op uit zal lopen. We volgen vandaag het verhaal zoals Matteüs het beschreven heeft. En daar wordt verteld dat de hele stad in rep en roer is. Grote groepen mensen reageren enorm enthousiast, als Jezus zijn intree maakt in de stad. Hij wordt daar uitgebreid toegejuicht. Wie wordt er toegejuicht? Het is een man, die op een ezelin met veulen de stad binnenrijdt. Een en al vreugde is er en enthousiasme. Maar niet zo lang hierna slaat de stemming om. Bij de tempel blijkt dat Jezus zich ergert en zich kwaad maakt over de handelaars en geldwisselaars, die daar hun business hebben. Tafels en stoelen worden door hem omver gegooid. Er wordt een Bijbeltekst geciteerd: ‘Een huis van gebed, geen rovershol, dat moet mijn huis zijn.’ Niet veel later slaat de stemming opnieuw om. Er blijken blinden en slechtzienden te zijn, die naar Jezus toekomen. Ook mensen die niet kunnen lopen, voegen zich hierbij. Matteüs schijft eenvoudigweg dat in alle zachtmoedigheid Jezus hen bijstond en hen beter maakte. Dan blijken er kinderen te zijn in de tempel, die ‘Alle eer aan God en leve de zoon van David’ roepen. Er zijn priesters en wetgeleerden, die zich daar groen en geel aan ergeren. Ze zijn ook verontwaardigd over de genezingen die Jezus daar verricht had. Jezus reageert hierop door opnieuw een relatie te leggen met een Bijbeltekst. De tekst komt uit Psalm 8, waarin over grootsheid van de schepping wordt gesproken. De stem van kinderen en zuigelingen wordt daar genoemd. Hun stem zorgt ervoor dat de macht van het kwaad zal worden gebroken. Door het  geluid van kinderen! Kennelijk is er een heel ander gevecht aan de gang, dan zoals wij die kennen met tanks en militairen. Hier in deze psalm en bij Jezus in Jeruzalem hebben we te maken met een andere strijd die gestreden wordt. Het is een strijd waarin wij allemaal betrokken zijn. Een worsteling, waarin je om mee te doen, niet zwaar bewapend hoeft te zijn. Juist niet. Eerder heeft deze strijd te maken met mededogen, met vriendelijkheid en zachtmoedigheid. 

Ten slotte zal Jezus de tempel weer verlaten om te overnachten in Betanië, een dorpje aan rand van de stad. Volgens het evangelie van Johannes wonen daar vrienden van Jezus. Het zijn de twee zussen Martha en Maria met hun broer Lazarus.

Jezus komt de stad binnen op ezel. Volgens Matteüs is het een ezelin die haar veulen bij zich heeft. Dat veulen loopt dus ook de stad mee in. Dit beeld, waarvan je iets op de voorkant van uw liturgie kunt zien, heeft altijd enorme indruk gemaakt. Johannes Chrysóstomus was een beroemde prediker (Hij was bisschop van Constantinopel in zijn tijd) in het begin van de vierde eeuw na Christus. Ook op hem maakten de verhalen over de intocht van Jezus in Jeruzalem diepe indruk. Zo zelfs, dat kunnen we lezen in één van zijn preken, waarin hij de stelling poneert dat gemeenteleden zich niet meer op paarden zouden moeten voortbewegen. Ik heb even overwogen om dit ook hier op Terschelling bekend te maken, maar ik vrees dat zo’n boodschap bij ons geen schijn van kans maakt. U begrijpt wel dat ik dat van deze bisschop doorgeef, om u te laten zien wat de impact van de verhalen over Jezus door de eeuwen zijn geweest.



Een ezel is geen paard. Veel minder imponerend. Maar toch is het een ezel, die  het heil een stukje verder draagt. Elk mens kan hieraan bijdragen. Bijdragen om het heil een klein stukje verder te dragen. Om een drager, om een vervoermiddel te zijn van wat heilzaam is. Daartoe zijn wij in staat. In alle bescheidenheid, onopvallendheid, die soms des te opvallender is.  

De ezel laat zich daar op het juiste moment voor losmaken.

In onze tijd was het de Braziliaanse bisschop Dom Helder Camara die zijn toehoorders aanmoedigde om in hun leven te proberen iets van het heil verder te brengen. Daartoe bad hij een gebed waarvan de laatste zin was: Laat mij dan uw ezel zijn, o Christus.

Het is aan ons, aan u om te bepalen welk heil u wilt helpen meedragen.



Matteüs 21, 1 – 17 en Jesaja 50, 4 - 7