Je uitspreken

28 May 2023 - Preek - Hervormde Gemeente Oost

Het duurt even, voordat de leerlingen van Jezus hun stem vinden. Vijftig dagen, zeggen we met Pinksteren, want dat betekent dat woord, Pinksteren: vijftig – vijftig dagen na Pasen vinden ze hun stem. Zolang heeft het geduurd voordat de leerlingen van Jezus konden gaan spreken over wat ze hadden meegemaakt. Wat hadden ze meegemaakt? De ongelofelijke, eigenlijk niet te bevatten gebeurtenis dat Jezus was gestorven, dat ze hem in een graf hadden gelegd en dat hij uit de dood was opgestaan. Dat God hem uit de dood had teruggehaald.

Vijftig dagen, het had best langer of korter kunnen duren, maar het gaat erom, dat wordt er mee bedoeld, het  gaat erom dat er iets kan zijn, waarvan het lijkt alsof je er niet over kunt spreken. Het lukt niet. Je hebt er geen woorden voor. Het is te indrukwekkend, te vreemd en verwarrend, zodat je soms twijfelt  of je nu blij moet zijn of moet treuren. Hoe kun je daarover spreken? Welke woorden passen hierbij? Vijftig dagen, zolang had geduurd tot ze wisten wat ze konden zeggen. Of nee, het was niet alleen het zoeken naar woorden geweest, wat zo lang duurde. Het was meer het zoeken naar moed, naar durf naar geloof om jezelf uit te spreken. Tot ze hun eigen stem gevonden hadden. Die stem, die je vindt als je de moed hebt om hardop te spreken over wat in je is, hardop daarover te spreken tegen iemand die naar je wil  luisteren.



Dat te durven, die moed te vinden, dat wordt in het verhaal dat Hedwig aan ons heeft voorgelezen, dat wordt de heilige Geest genoemd. Je zou ook kunnen zeggen: het is het vuurtje van binnen, dat begint te branden. Zolang je leeft brandt dat vuurtje, zolang je leeft dooft dat niet. Maar soms is het alleen maar zo’n klein, bescheiden vlammetje, een soort waakvlammetje, dat blijft branden, om, zodra het nodig is, het echte vuur te kunnen ontsteken. Vijftig dagen was het een waakvlammetje. Hadden ze te maken met niet kunnen zeggen, niet durven zeggen, niet weten wat te zeggen. Totdat het Pinksteren was geworden. Toen gebeurde het wonder. Ze konden zichzelf duidelijk maken.



Dat Pinksterfeest heeft oude wortels. In het Jodendom heet dit het Wekenfeest, dat inderdaad zeven weken, precies vijftig dagen, zeven weken na Pesach, het joodse paasfeest, valt. Oorspronkelijk is het een oogstfeest, het feest dat gevierd wordt als de lenteoogst van het land gehaald kan worden. Het is de eerste oogst van het jaar. Iets om blij mee te zijn. Maar het is ook fijn om te kunnen oogsten van binnenuit. Om de moed, de ruimte en het vertrouwen te vinden om je uit te spreken.

In het oude testament is het Mozes aan wie deze rol wordt toevertrouwd. Mozes gaat de berg op om de woorden van God te ontvangen en brengt ze vervolgens naar beneden om van de gemeenschap daar onder aan de berg te horen dat ze willen luisteren naar die woorden. Waarna Mozes weer naar boven gaat om daadwerkelijk die woorden te vernemen. In de Bijbel wordt gezegd, dat die woorden door God gesproken zijn. Dat is een manier van zeggen. Het betekent: dit zijn de woorden die blijven. Ook als je misschien niet in God gelooft. Wij kennen ze als de tien geboden. Daarin vind je aanwijzingen zoals dat je niemand moet vermoorden, niet moet stelen, dat je geen leugens over iemand moet vertellen, niet jaloers moet zijn op de rijkdom van een ander, trouw moet zijn, respect moet hebben voor wie ouder is, dat je niet altijd moet blijven werken, maar ook regelmatig rust moet houden en dat je maar beter geen eer moet geven aan wie wel als god wordt behandeld, maar in feite die eer niet verdient.

Deze woorden worden beschouwd als de grondwoorden van ons bestaan en ze dienen als houvast en steun in het leven van alledag en in moeilijke tijden.



Deze woorden komen erg overeen met de woorden die de leerlingen van Jezus op het Pinksterfeest vinden om te delen met alle mensen die op dat moment in Jeruzalem zijn om daar het Wekenfeest te vieren. Daarbij gebeurt iets merkwaardigs. Want daar in Jeruzalem komen de feestvierders van overal vandaan. Ze spreken allerlei talen. Het zijn de talen waarin ze geboren en opgegroeid, groot geworden zijn. Vanuit allerlei delen van het toenmalige Romeinse rijk. Terwijl de leerlingen van Jezus allemaal uit één bepaalde streek van Israël komen. Het waren visser. Ze spraken het lokale dialect dat in het noorden van Israël gesproken wordt in het gebied rondom het meer van Galilea. En toch, ondanks dat verschil in herkomst, ondanks al die verschillen tussen de leerlingen van Jezus en veel van de omstanders, krijgen die laatsten het gevoel dat ze in hun eigen moedertaal worden aangesproken. Dat ze het kunnen begrijpen. Dat wat er gebeurd is als het ware vertaald is in hun eigen omgangstaal. In hun hart. Zodat er een connectie ontstaat tussen wat ze zelf in het leven hebben meegemaakt en het verhaal van Jezus. Het verhaal over dood en opstanding. De leerlingen van Jezus vertellen nu ronduit dat dit sterven en herleven de basis is van alles wat je in je leven meemaakt. Dat het onderdeel is van de hele schepping, die God goed heeft gemaakt.

En ze vertellen dat God niet  boven dit grondpatroon staat, maar zichzelf er helemaal aan heeft toevertrouwd, in heeft ondergedompeld, in de vorm van de mens die wij kennen als Jezus van Nazareth.

Dus wanneer je denkt: wat gebeurt er? Of denkt: wat gebeurt er met mij? Dan is dat geheim wat je meemaakt of dat raadsel voor je van wat er aan het gebeuren is, wat er met ons gebeurt, dat geheim is het verhaal van Jezus, die gestorven was en weer opstond. Het wordt met Pinksteren aan iedereen verteld en het klinkt als het echt is, alsof het je verteld wordt in de taal van je hart, in je eigen moedertaal.



Wat we hier meemaken in het verhaal dat Hedwig heeft gelezen, zou je kunnen benoemen als de spirituele autobiografie van de leerlingen van Jezus. In zo’n soort levensverhaal-tot-zover dat door jezelf geschreven of verteld wordt, staan de gebeurtenissen die je hebben gemaakt tot wie je nu bent. De kleine en grote dingen in je leven die naar jouw idee van invloed zijn geweest bijvoorbeeld op de gebeurtenis dat je nu hier op deze plaats op Terschelling bent en wat je op dit moment in je elven meemaakt. Alle momenten en gebeurtenissen die bijgedragen hebben aan de mens die je nu geworden bent. Die ervoor gezorgd hebben dat je er zo tegenaan kijkt. Eraan hebben bijgedragen dat je daarop hoopt, daarin gelooft en op zo’n manier liefhebt. En dat je ook de moed hebt en het geloof, het vertrouwen hebt je daarover uit te spreken. Hiervoor woorden te zoeken en te vinden. We noemen dit de kracht van de heilige Geest.   



Na dit moment in deze kerk ga je weer verder, opnieuw bevestigd in je bestaan, in de innerlijke kracht, in alle geestkracht die je tot nu toe hebt laten zien.



Exodus 19 en Handelingen 2